Het Brabantse zandlandschap, met zijn hoger gelegen dekzandruggen, slingerende beekdalen en kletsnatte broekgebieden vormt de natuurlijke ruggengraat van het Van Gogh Nationaal Park. De stromende beken rijgen nog altijd de dorpen en steden aaneen, en vormen van oudsher de levensaders van de Brabantse maatschappij. Beken en beekdalen zijn herkenbaar in het landschap en zijn van grote waarde voor de natuur en de maatschappij.
Waar de belangrijkste Brabantse beeksystemen samenvloeien, ontstonden de twee voornaamste bastions van de latere Zuiderwaterlinie, met in hun achterland de Meierij van ‘s-Hertogenbosch en de Baronie van Breda. Daar kwamen de handelswegen bij elkaar en bloeide de economie. Het achterland vormde het decor voor de buitenplaatsen en landgoederen die edellieden en patriciërs er lieten bouwen.
De fijn vertakte beeksystemen van de Dommel en de Mark vormen de landschap ecologische ondergrond voor de twee kerngebieden van het Van Gogh Nationaal Park. De Brabantse beken vormden eeuwenlang de kloppende aders van de Brabantse samenleving. Bierbrouwers, schippers, vissers en leerlooiers gebruikten het beekwater. Boeren bevloeiden er hun hooilanden mee. Ook waren de beken de motor van de waterkrachteconomie. Tijdens de bloeitijd van de Brabants economie, rond 1500 telde Brabant meer dan 60 watermolens.
Het Brabantse bekenlandschap is op veel plekken nog overweldigend mooi, het resultaat van natuurlijke dynamiek en eeuwenlang menselijk gebruik. De beken vormen de ruggengraat van het landschap. Nog steeds komen de beekdalen tot in de kern van dorpen en steden.