De cultuurlandschappen worden geroemd om hun afwisseling en schoonheid. Ze zijn in de loop van de eeuwen ontstaan, omdat mensen er werkten en hun brood verdienden. Landbouw, turfwinning en populierenteelt hebben hun sporen nagelaten. Ook rijke stedelingen uit Breda, Antwerpen en ’s-Hertogenbosch hebben hun stempel op het landschap gedrukt door de aanleg van fraaie landgoederen. Het mozaïek van landschappen dat zo ontstond heeft hoge natuurwaarden en is karakteristiek voor het bekenlandschap.
Het groene afwisselende landschap ten zuiden van de oude vestingsteden ‘s-Hertogenbosch en Breda bestaat voor een groot deel uit landgoederen. Sommige landgoederen gaan al terug tot de middeleeuwen.
In de tijd van Van Gogh, aan het einde van de negentiende eeuw, stond de Brabantse landbouw voor grote opgaven. Vanuit de katholieke armenzorg, de overheid en vooruitstrevende landgoedeigenaren ontstond een roep om ontginning van de grote heidegebieden. Het overgrote deel van de heide was echter nog in gemeenschappelijk gebruik, met name door Boeren. Toen eenmaal de weg vrij was voor ontginning en een nieuwe economie, ontstond een nieuw landschap, dat van de strak ingerichte ‘jonge ontginningen’.
In de twintigste eeuw waren het juist de oudere landbouwgronden die beperkend waren voor de verdere ontwikkeling van de landbouw. Het oude landschap kon de groeiende bevolking niet meer voeden. In de jaren ’40 van de twintigste eeuw werd gestart met ruilverkaveling, specialisatie en herinrichting. Vanaf die periode al zijn er, met oog voor het historische landschap, verschillende ruilverkavelingen uitgevoerd, mede door de inzet van landschapsbeschermers.
Het bekendste voorbeeld is het populierenlandschap van de Scheeken, dat nog altijd zeer fraai is, dankzij het landschapsplan van landschapsarchitect R.J. Benthem uit 1943. “Niet de schepping van een modernen landschapsvorm dient hier de opgave te zijn, doch een zorgvuldige aanpassing aan de huidige landschappelijke schoonheid,” stelde Benthem. Ook later zijn verschillende ruilverkavelingen met oog voor het historische landschap uitgevoerd, mede door de inzet van landschapsbeschermers.
In het naoorlogse Nederland was ‘Nooit meer Hongerwinter’ een belangrijke maatschappelijke prioriteit. Met de introductie van het gemeenschappelijke Europese landbouwbeleid, de ontwikkeling van de landbouwwetenschap en -voorlichting en de komst van importvoer uit de haven van Rotterdam in de jaren ’60, werd een spectaculaire ontwikkeling van de land- en tuinbouw mogelijk. Het arme Brabantse zandgebied uit de tijd van Van Gogh veranderde in een innovatieve agrarische regio met een van de hoogste productieniveaus per hectare van Nederland. Ondertussen groeide ook de rest van de economie flink. In het landschap werden al die ontwikkelingen zichtbaar Waardoor die ie ontwikkelingen vaak een negatieve invloed hadden op de biodiversiteit. Desondanks zijn er ook nu nog veel gebieden met aantrekkelijke cultuurlandschappen.